"... 's Avonds in mei, om uren wanneer de aarde en de hemel kalm in kwalijke rust zinken, heb ik de stad achtergelaten en heb het veld vastgegrepen: droge heuvels overdekt met een braam of stranden van rivieren, stromen van december die in leuke dagen heel discreet zijn, brede, gele en rode velden van amandel met droge takken.
... Die mooie avonden zijn er niet meer. De dag toen ik die moest overlaten, kwam. Naakte bomen verschenen de horizons wijder en somberder: het veld werd in dat verlate uur verweden met grote en gele stippen alsof een grote sprei. De ster van mijn jeughd vervaagd, de nacht ontstond en bracht me toekomst. Hoe, wist ik niet. Ik was moe. Moe van lente, moe van dromen..."
Нема коментара:
Постави коментар